All a question of age?

Begin april 2014 opende het Max Planck UCL Centre for Computational Psychiatry and Aging Research. Dit nieuwe centrum kent een tweetal vestigingen: één in Londen en één in Berlijn. Het centrum is het product van een samenwerking tussen het University College London en het Duitse Max Planck Institute for Human Development, die in 2011 begon. In dit centrum zal onderzoek worden verricht naar de oorzaken van psychiatrische aandoeningen en de oorzaken van individuele verschillen bij cognitieve ontwikkeling. Hierbij ligt er een speciale focus op volwassenheid en ouderdom.

Ter gelegenheid van de opening van het centrum vond er recentelijk een paneldiscussie plaats in de Britse ambassade in Berlijn rond het thema: ‘How to get to 100 – and enjoy it. In het panel zaten drie wetenschappers: een van UCL, een van het Max Planck Institute for Human Development en een van het Institute for Human Cognitive and Brain Sciences.

Gedurende een mensenleven verandert het menselijk brein en daardoor ook het gedrag. Zo worden mensen doorgaans betrouwbaarder, emotioneel constanter, minder extravert, meer risicomijdend en optimistischer naarmate ze ouder worden. Het onderzoeken van de correlatie tussen processen in het brein en het effect op gedrag wordt een van de kerntaken van het instituut. Een centrale en interessante vraag hierbij: ’waarom worden sommige mensen ‘beter’ oud dan anderen?’.

De panelleden stelden dat iedereen wil lang leven, maar niemand ‘oud’ wil worden. Toen de vraag aan het publiek werd gesteld wie zich jonger dan zijn/haar leeftijd voelt, stak vrijwel iedereen in het publiek zijn/haar hand op. Deze uitkomst was volgens de panelleden te verwachten aangezien jongere generaties doorgaans een ‘jongere’ breinontwikkeling hebben dan de generaties voor hen. Wanneer mensen zichzelf met hun ouders vergelijken op dezelfde leeftijd dan is hun brein doorgaans inderdaad jonger. En hoewel de meeste ouderen aangeven graag weer ‘jong’ te willen zijn, blijkt bij verdere doorvraag dat hier vaak wel de eis aan verbonden wordt om bestaande kennis dan ‘mee’ te kunnen nemen.

Een bepalende factor aan de hand waarvan ‘breinleeftijd’ kan worden bepaald is de hoeveelheid hersencellen. Door ouderdom neemt deze bij iedereen af, al is er een enorme heterogeniteit in de snelheid en het patroon waarin dat bij individuen verloopt. Over dit proces en de factoren die het beïnvloeden is momenteel nog veel onduidelijk. Wat wel al gemeld kon worden is dat in tegenstelling tot wat lang werd gedacht het brein minder ‘statisch’ is dan werd aangenomen. Naast krimpen kan het aantal hersencellen in een gestimuleerd brein ook (beperkt) toenemen.

Enkele factoren die bijdragen aan een gezonde cognitieve ontwikkeling:

  • Intellectual Hunger: het constant zoeken naar intellectuele uitdaging en het leren van nieuwe dingen stimuleert de vorming van hersencellen. Het gezegde: ‘Use it or lose it’ gaat in dit verband op. Voorbeelden van uitdagingen zijn het leren van een nieuwe taal of het navigeren door een stad waarin men onbekend is.
  • Vele en diverse sociale contacten.
  • Gezonde voeding met beperkte calorie-inname gecombineerd met voldoende beweging (‘Mens sana in corpore sano’).
  • Alcohol en tabak hebben een negatief effect.

Vanuit het publiek werd gevraagd naar het effect van computerspelletjes en smartphone-applicaties met als doel om het brein te stimuleren (zogeheten ‘brain trainers’). Hoewel het effect hiervan op de hersenen nog niet onomstotelijk is aangetoond, leek het panel voorzichtig positief. Volgens de panelleden kunnen dergelijke brain trainers positieve effecten bewerkstelligen, maar enkel indien de speler hier ook plezier aan beleefd. Wanneer dat niet het geval is staat het brein niet ‘open’ voor ‘rewiring. Het aantal hersencellen groeit dan amper, en men traint enkel de vaardigheid beter te zijn in het betreffende spelletje. De reden hiervoor is dat wanneer het spel zonder plezier wordt gespeeld er geen/amper dopamine vrijkomt. Deze chemische stof speelt een belangrijke rol bij het ervaren van genot en welzijn. Dopamine blijkt van invloed op het ‘openen’ van het brein, waardoor axioma opnieuw verknoopt kunnen worden tot nieuwe netwerken. Het onderzoek naar dergelijke stoffen heeft al in enkele interessante vondsten geresulteerd: zo blijkt een ‘oud’ brein door de toediening van dopamine tijdelijk weer ‘jong’ gemaakt kan worden. Hoewel dergelijke vondsten erg interessant zijn, gaf het panel wel aan dat het stimuleren van het brein met een simpele ’brain pil’ waarschijnlijk nooit mogelijk zal worden. De hersenen blijken namelijk alleen gevoelig voor de combinatie van de hierboven genoemde factoren.

Het brein beschouwen als zogenaamde rekenmachine, waarvan de processen kunnen worden gestimuleerd of juist verstoord is betrekkelijk nieuw. De wetenschap aangaande ouderdom staat daardoor pas aan het begin van – naar verwachting – een enorme ontwikkeling. In het nieuwe Max Planck UCL Centre for Computational Psychiatry and Aging Research willen onderzoekers de hersenontwikkeling van proefpersonen gedurende een zeer lange tijd gaan volgen. Op die manier wordt meer duidelijk over de invloed van externe factoren op dit proces en hoe dit te positief te beïnvloeden is. Vele interessante vondsten en toepassingen worden dan ook verwacht vanuit Londen en Berlijn.

In het panel zaten:

  • Prof. Dr. Raymond Dolan – Director of the Wellcome trust Centre for Neuroimaging at University College London.
  • Prof. Dr. Ulman Lindenberger – Director at the Max Planck Instutute for Human Development, Berlin.
  • Prof. Dr. Arno Villringer – Director at the Max Planck Institute for Human Cognitive and Brain Sciences, Leipzig.

De discussie werd gemodereerd door wetenschapsjournalist Steve Ayan.